Henk de Veen, oud bouwvakker en uitvoerder

‘Blijf ondanks alles tóch positief’, is de oproep van Henk de Veen (69) aan mensen die net als hij longkanker door asbest hebben. Toen hij de diagnose twee jaar geleden kreeg, besloot hij niet bij de pakken neer te gaan zitten. ‘Want wat levert dat je op, niets toch?’ De voormalig bouwvakker en uitvoerder uit het Drentse Gieten is inmiddels hard op weg om volledig te herstellen van zijn ziekte.


‘Ik dacht, hier klopt iets niet’
De Veen vermoedt voor het eerst dat er iets mis is als hij een vriend helpt bij het metselen van een overkapping. Normaal zou dat voor hem een koud kunstje moeten zijn. ‘Maar nu was ik na een paar uur helemaal kapot. Hoewel ik COPD heb, wist ik: dit is niets voor mij. Ik dacht, hier klopt iets niet. Mijn conditie was écht niet goed.’ De Veen brengt een bezoek aan de huisarts. Die stuurt hem voor nader onderzoek door naar het ziekenhuis. ‘Op de foto’s zagen de artsen dat ik in mijn rechterlong een kankergezwel had. Pas toen viel bij mij het kwartje. Dit maakte alles ineens duidelijk.’

Elke vier weken krijgt hij immuuntherapie. Per drie maanden wordt een longscan gemaakt en heeft hij een gesprek met de longarts. Dat traject verloopt zeer voorspoedig. ‘Je gaat de medische molen in, waarvan je mensen vaak hoort zeggen: dat is het begin van het einde. Maar mijn geluk is geweest dat ik op het moment van de diagnose geen uitzaaiingen had. De immuuntherapie slaat heel goed aan. Uit de laatste scan is gebleken dat ik voor 99 procent schoon ben. Toen we dat hoorden, zijn mijn vrouw en ik wel even gezellig uit eten gegaan!’

Knapperend asbest op het vuur
De Veen werkt zijn gehele loopbaan in de bouw. Zoals zoveel ondernemerskinderen begint hij bij het bedrijf van zijn vader. ‘Als jochie van tien stond ik al op de bouw. Prachtig vond ik dat, tussen al die stoere kerels. Toen ik op mijn zestiende bij mijn vader in dienst kwam, werd het natuurlijk wel écht werken. Als je zo jong bent, is dat best even wennen. Maar dat verandert als je ouder wordt. Ik heb het werk altijd heel mooi blijven vinden.’

Hoewel De Veen het grootste deel van zijn loopbaan als uitvoerder zal werken -hij rondt op aandringen van zijn vader de opleiding al op twintigjarige leeftijd af- komt hij gedurende zijn eerste jaren als timmerman regelmatig met asbest in aanraking. Hij zaagt en boort in dakplaten, vensterbanken, radiatorisolatie en wandplaten. Zonder bescherming en zonder enige kennis van de risico’s. ‘Asbest werd voor van alles gebruikt. Niemand kende de gevaren, dus je bewerkte het materiaal gewoon. Vrijdagmiddag ruimden we de bouw op. Van het afvalhout maakten we een gezellig vuurtje. Brandde het eenmaal goed, dan gooiden we er nog een paar asbestplaten op. Want dat knapperde zo mooi. Er werd nooit bij nagedacht dat het gevaarlijk zou kunnen zijn. Het is ook niet eerlijk om iemand uit die tijd iets kwalijk te nemen.’

Regeling voor zijn beroepsziekte
Tijdens zijn militaire dienstplicht werkt De Veen met nóg een berucht materiaal: Chroom-6 houdende verf. Hij is chauffeur in het leger en schuurt en schildert ook de trucks. De verf kan onder meer longkanker veroorzaken. De Veen hoort van de financiële regeling voor ex-defensiepersoneel, maar denkt daar zelf weinig kans op te maken. Toch is zijn navraag bij de Sociale Verzekeringsbank niet vruchteloos. Hij verneemt dat er nog een regeling is, specifiek voor mensen met zijn beroepsziekte. ‘Maar ook in dit geval dacht ik niet in het straatje te passen, want zo gaat het vaak bij mij. Het ISBG gaf echter anders aan en zette de procedure in gang. Nadat de huisbezoeker van het ISBG was langs geweest, duurde het vervolgens een tijdje voordat ik iets hoorde. Ik dacht: zie je wel, dat wordt niks. Totdat ik werd gebeld met de mededeling dat de aanvraag was goedgekeurd. Uiteraard ben ik daar erg blij mee. Het is goed dat deze regeling bestaat. Mensen die met asbest hebben gewerkt, vinden hun oud-werkgevers niet meer zo snel. Het is vaak erg lang geleden. En begin maar eens een juridische zaak. Voor een hoop mensen die lijden aan een beroepsziekte is die stap veel te groot. Ik denk dat de tegemoetkoming voor veel mensen zeer welkom is.’

Tachtig kilometer op de fiets
Nu zijn herstel bijna een feit is, merkt De Veen dat de ziekte steeds minder zijn tol eist. ‘Vlak voor de diagnose hadden mijn vrouw en ik beiden een elektrische fiets gekocht. Toen ik ziek werd, heb ik die van mij niet meer gebruikt. Vorig jaar halverwege de therapie zijn we weer begonnen met fietsen. Dat gaat steeds beter. De fietsen gaan op de auto, we pakken een tas met kleren in en we zijn zo maar een hele week weg. Het liefst gaan we naar Duitsland, waar ik zelf lange tijd als uitvoerder heb gewerkt. We hebben het rustig opgebouwd met ritjes van een kilometer of tien. Nu rijden we weer routes van zeventig, tachtig kilometer.’

Het aantal bezoeken aan het ziekenhuis wordt de komende tijd afgebouwd, tot uiteindelijk jaarlijks één keer. De Veen realiseert zich dat hij goed is weggekomen. ‘Het is natuurlijk heel cru, maar bij mensen met uitzaaiingen is het een ander verhaal. Ik heb geluk gehad, al had ik het er in het begin moeilijk mee. Toch heb ik altijd goede hoop gehouden, de moed niet verloren. Je moet de kop ervoor houden, zoals we hier in Drenthe zeggen. Ondanks alles tóch positief blijven, want je moet door. En dat heb ik gedaan.’