Jan Stroo, oud schilder

Jan Stroo uit Nisse (73 jaar, Zeeland) moet even diep nadenken over de vraag wanneer hij is gestopt met werken. ‘Twaalf jaar geleden’, souffleert zijn echtgenote. Het overkomt hem wel vaker, dat hij het even niet meer weet. ‘Dan heb ik alle boodschappen keurig op een lijstje geschreven. Eenmaal in de winkel ben ik vergeten dat ik het lijstje in mijn broekzak heb gestopt.’

Schildersziekte
Stroo heeft CSE, in de volksmond bekend als OPS, ook wel de schildersziekte. Stroo liep de ziekte op door de jarenlange blootstelling aan oplosmiddelen. Zijn loopbaan voerde hem langs verschillende schildersbedrijven en een scheepswerf. Daar werkte hij niet alleen met synthetische verf, maar ook met wasbenzine, thinner, primers, antifouling en loodmenie. ‘Bovendien was ik in de bedrijven vaak degene die het beste op kleur kon mengen. Ook de kleuren die heel moeilijk na te maken waren. Dat deed ik gewoon met het handje, zonder enige bescherming.’

In die tijd had niemand nog van CSE gehoord
De klachten beginnen rond 1985, als Stroo dan zo’n twintig jaar schilder is. Zijn vrouw merkt op dat hij vergeetachtig wordt. Hij verliest zijn reuk en smaak. Soms kan hij ook wat ‘kort op de kar’ zijn. ‘De deur bij de dokter loop ik niet plat, maar op aandringen van mijn vrouw ben ik toch gegaan. De arts stuurde me naar huis met een paracetamolletje. Niet zo gek, want in die tijd had niemand nog van CSE gehoord.’

Vuistdikke map met documenten
Hoe hij nu zeker weet dat het om de schildersziekte gaat, heeft hij voor een belangrijk deel te danken aan zijn broer Han, die een verleden heeft als rechercheur. Toen in de media berichten verschenen over de regeling voor werknemers met CSE, bereidde hij de aanvraag bij het OPS-loket voor. De vuistdikke map met documenten over het arbeidsverleden van zijn broer en diens bezoeken aan de huisarts, was meer dan genoeg om de oplosmiddelen als de schuldige aan te wijzen.

Stroo krijgt na zijn pensioen nog een flinke klap te verwerken. In de zomer van 2017 krijgt hij een hartstilstand. Hij ligt een aantal dagen in coma, met hersenletsel tot gevolg. ‘Gelukkig gaat het nu heel goed met me. Mijn geheugen is nog altijd een zeef, maar ik heb mijn reuk en smaak in elk geval weer terug.’

Bovendien wil Stroo van stilzitten niets weten. Zijn vrouw moet hem regelmatig afremmen als hij weer eens als een jonge hond tekeer gaat in de tuin. Vijf minuten aan de koffie en hij wil alweer naar buiten. ‘Ik ben altijd iemand geweest die gewoon doorging met zijn werk. Ik probeerde alles zo goed mogelijk te doen en op tijd klaar te zijn. Het tempo van vroeger? Tja, dat zit er bij mij nog altijd in.’